Johan de Witt (1625-1672) gaat in 1641, samen met zijn broer Cornelis naar Leiden om rechten te studeren. In 1650 wordt hij pensionaris van Dordrecht, waardoor hij zitting kreeg in de Staten van Holland. In 1653 wordt hij benoemd tot raadspensionaris van Holland, wat een van de belangrijkste functies in die tijd was, zeker in het stadhouderloze tijdperk.
De Witt wist in deze tijd Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen. Dit ging goed tot in 1672, toen deze beide landen zich samen tegen de Republiek keerden en de roep om de terugkeer van de stadhouder steeds sterker werd.
Zijn broer Cornelis werd in Den Haag gevangen gezet, als tegenstander van De Oranjes. Toen Johan hem ging bezoeken werden de twee door een woedende menigte uit de gevangenis gehaald en vermoord.